• peet·doch·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord peetdochter peetdochters
verkleinwoord peetdochtertje peetdochtertjes

de peetdochterv [1]

  1. vrouwelijk petekind; vrouwelijke beschermelinge
     Ben ik ook haar hobby?'`Jij bent haar peetdochter, en dat is veel belangrijker dan een hobby.[2]
     Het beeld van de houterige, Britse premier die woensdag onder de klanken van Dancing Queen van ABBA dansend het podium betrad ging de hele wereld over. De Britten zagen een premier met zelfspot, altijd een goede manier om in Groot-Brittannië punten te scoren. Maar May liet ook een menselijke kant van zichzelf zien. Ze vertelde hoe ze haar peetdochter onlangs verloor na een slopende strijd tegen kanker en hoeveel dat haar deed. De Britse pers was grotendeels vol lof.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Pip Williams
    “Het boek van vergeten woorden” (2020), The House of Books, ISBN 9789044359770
  3.   Weblink bron “Groeiend optimisme over Britse premier May én kansen op brexit-deal” (Zondag 7 oktober 2018, 12:00), NOS