Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moe·der·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen moederloos moederlozer moederloost
verbogen moederloze moederlozere moederlooste
partitief moederloos moederlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

moederloos

  1. zonder moeder
    • De wezen waren moederloos en vaderloos. 
    • Een moederloos weekend is voor vader en de kinderen één groot feest. 

Gangbaarheid