klein
- klein
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | klein | kleiner | kleinst |
verbogen | kleine | kleinere | kleinste |
partitief | kleins | kleiners | - |
klein
- van geringe grootte
- Een kleine aanpassing in de jaarcijfers kan soms grote gevolgen hebben.
- ▸ Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut.[3]
- ▸ De eerste paar weken was ik redelijk tevreden met het eten, maar ik had er geen rekening mee gehouden dat ik geen vrouw was en dus meer calorieën nodig had dan de veel kleinere ‘Hummingbird’.[3]
- eenvoudig, normaal
- De kleine man.
- van geringe waarde, van weinig belang
- Klein wild.
- Kleine munten.
- bijna, net iets minder
- Een klein uur. - Iets minder dan een uur.
|
1. van geringe grootte
|
|
klein
- van geringe omvang
- ▸ Ik voelde me klein en uiterst kwetsbaar.[3]
- met minimale uitdrukking
- Klein acteren.
- met klein geld
- We hebben liever dat u klein betaald, omdat we een tekort aan wisselgeld hebben.
- Het woord klein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klein" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "klein" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klein op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 3,2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- klein
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
klein |
kleiner |
am kleinsten |
alle verbuigingsvormen |
klein
klein
- IPA: /klɛɪn/ (Etsbergs)
- klein
verbuiging | ||
---|---|---|
stellend | vergrotend | overtreffend |
klein /ˈklɛɪn/ |
kleinder /ˈklɛɪnðɐ(r)/ |
kleins /ˈklɛɪns/ |
volledig |
klein
klein
klein
klein