• lit·tle
  • Afkomstig van het Oudengelse lytel.
stellend vergrotend overtreffend
little less, littler least, littlest

little

  1. klein
    «The house was pretty little
    Het huis was vrij klein.
  2. jong
    «His son was still very little
    Zijn zoon was nog steeds heel jong.

little

  1. weinig