kleinbladig
- Geluid: kleinbladig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈklɛimbladəx / (3 lettergrepen)
- klein·bla·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kleinbladig | kleinbladiger | kleinbladigst |
verbogen | kleinbladige | kleinbladigere | kleinbladigste |
partitief | kleinbladigs | kleinbladigers | - |
kleinbladig
- (plantkunde) waarvan de bladeren minder oppervlak hebben dan verwante soorten
- ▸ Vooral de kleinbladige linden (Tilia cordata), die overal in de stad in rijen in het gras staan aangeplant, ogen allesbehalve florissant.[2]
- met bladeren die weinig oppervlak hebben
- Het woord 'kleinbladig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marion de Boo“Stadslinden in Moskou gaan aan te veel strooizout ten onder” (18 januari 2003) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Eddy Geers“Gazontypes” (2010) op mijntuin.org
- ↑ Weblink bron Joep Habets“Hotel; Grandeur aan het Noordzeekanaal” (9 april 1998) op nrc.nl