• li·ten
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord lítill
Naar frequentie 314
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud m: liten
v: lita
mindre minst
o enkelvoud lite
meervoud små
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
enk: lille
mv: små
mindre minste

liten

  1. klein


  • li·ten
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord lítill
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud m: liten
v: lita
mindre minst
o enkelvoud lite
meervoud små / småe
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
enk:litle / vesle
mv:små / småe
mindre minste

liten

  1. klein


  • li·ten
stellend vergrotend overtreffend
liten
mindre
minst

liten

  1. klein