• bij·na
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: op weinig na’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
  • samenstelling van  bij  en  na  [2]

bijna

  1. op zo'n manier dat het niet veel scheelt of iets is zo
    • Hij had bijna genoeg geld om die auto te kopen. 
    • Bijna voldoende betekent meestal helemaal gezakt. 
     Zoals gebruikelijk in een woestijn was er ook hier heel weinig water beschikbaar waardoor ik af en toe een aantal kilometers van de trail af moest om water te vinden. Dankzij de Guthook App lukte me dit bijna altijd.[3]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]