bijkans
- bij·kans
- In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: bijna’ voor het eerst aangetroffen in 1432 [1]
- samenstelling van bij en kans
bijkans
- bijna, op zo'n manier dat het niet veel scheelt of iets is zo
- Het spel was, zoals zo vaak dit seizoen, niet om aan te zien. Maar wat maakte het uiteindelijk uit. De schaamte van een jaar geleden is uitgewist. Het publiek, dat bijkans gek werd van de spanning, juichte twee keer uitbundig. En dat was bij de 1-0 en 2-0 van Jong PSV. [2]
1.
- Het woord bijkans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijkans" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "bijkans" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tubantia Leon ten Voorde 22-04-19 FC Twente heeft de titel binnen na remise
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be