kleine
- klei·ne
kleine
- verbogen vorm van de stellende trap van klein
- ▸ Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleine | kleinen |
verkleinwoord | kleintje | kleintjes |
- persoon met geringere lengte
- Die kleine kon er niet goed bij, maar hij kreeg hulp van zijn maatje.
- kind, kleuter
- Moet die kleine nog niet naar bed?
- een kleine (<getal>) <eenheid>net iets minder dan de aangegeven hoeveelheid
- • Hij woont een kleine kilometer van zijn school af.
- • Dit conflict heeft een kleine drie jaar geduurd.
|
- Het woord kleine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kleine" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be