piepklein
- piep·klein
- In de betekenis van ‘heel klein’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
- intensief, samenstelling van piep ww en klein
stellend | |
---|---|
onverbogen | piepklein |
verbogen | piepkleine |
partitief | piepkleins |
piepklein
- bijzonder klein
- Het gaf niet dat het een piepkleine bijdrage was; iedere bijdrage was welkom.
- ▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen.[2]
- Het woord piepklein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piepklein" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "piepklein" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be