kleine bijenkastkever

 
  • (IPA in voorbereiding)
  • klei·ne bij·en·kast·ke·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord kleine bijenkastkever kleine bijenkastkevers
verkleinwoord klein bijenkastkevertje kleine bijenkastkevertjes

de kleine bijenkastkeverm

  1. (kevers) Aethina tumida   een tot 5 millimeter groot kevertje dat oorspronkelijk alleen voorkwam in Zuid-Afrika, maar zich sinds het eind van de twintigste eeuw over de hele wereld aan het verspreiden is, tot treurnis van bijenhouders want de kever kan grote schade aanrichten in bijenvolken. De kever lijkt enigszins op een zwart lieveheersbeestje. Hij behoort echter tot een andere familie, de glanskevers (Nitidulidae). De kop is duidelijk gescheiden van het halsschild, de pootjes zijn veel breder, en over het hele lijf heeft de kastkever een fijne, fluweelachtige beharing, die bij lieveheersbeestjes ontbreekt