kleine vliegenvanger

 
  • (IPA in voorbereiding)
  • klei·ne vlie·gen·van·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord kleine vliegenvanger kleine vliegenvangers
verkleinwoord klein vliegenvangertje kleine vliegenvangertjes

de kleine vliegenvangerm

  1. (zangvogels) Ficedula parva   een zangvogel uit de familie van vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een trekvogel die broedt in Europa en West-Azië en overwintert in India