kleine vliegenvanger
- (IPA in voorbereiding)
- klei·ne vlie·gen·van·ger
- verbinding van kleine en vliegenvanger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleine vliegenvanger | kleine vliegenvangers |
verkleinwoord | klein vliegenvangertje | kleine vliegenvangertjes |
de kleine vliegenvanger m
- (zangvogels) Ficedula parva een zangvogel uit de familie van vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een trekvogel die broedt in Europa en West-Azië en overwintert in India
- Het woord 'kleine vliegenvanger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.