was
- was
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | was | wassen |
verkleinwoord | wasje | wasjes |
de was m
- weke laagsmeltende en waterafstotende stof (wikidata: was
)
- naamwoord van handeling: het wassen, het schoonmaken met een vloeistof
- De was en de strijk zijn een steeds weerkerende klus.
- het wasgoed:
- Ik moet de was nog te drogen hangen.
- (aan)groei, stijging (vooral van water)
- De was van een rivier is moeilijk te stuiten.
|
- Goed in de slappe was zitten
veel geld hebben
- Een wassen neus
1. weke laagsmeltende en waterafstotende stof
|
vervoeging van |
---|
zijn |
was
- enkelvoud verleden tijd van zijn
- Ik was.
- Jij was.
- Hij, zij, het was.
- Ik was.
- ▸ Buikhuisen kwam eind jaren 70 in opspraak nadat hij had aangekondigd onderzoek te willen doen naar de rol die erfelijkheid speelt bij crimineel gedrag. Buikhuisen was op dat moment werkzaam als hoogleraar criminologie aan de Universiteit van Leiden. Zowel in het maatschappelijk debat als onder zijn collega's kregen zijn onderzoeksvoorstellen felle kritiek.[1]
- vormt de gebiedende wijs van de voltooid verleden tijd van ergatieve werkwoorden
- Was toch naar huis gegaan!
- [1] als ik van u was
vervoeging van |
---|
wezen |
was
- enkelvoud verleden tijd van wezen
- Ik was.
- Jij was.
- Hij, zij, het was.
- Ik was.
- Het woord was staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "was" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be