voorwas
- voor·was
- samenstelling van voor en was [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwas | voorwassen |
verkleinwoord | voorwasje | voorwasjes |
de voorwas m
- (huishouden) was die aan de hoofdwas voorafgaat
vervoeging van |
---|
voorwassen |
voorwas
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwassen
- ... dat ik voorwas.
- Het woord voorwas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorwas" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be