boenwas
- boen·was
- samenstelling van boen ww en was [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boenwas | boenwassen |
verkleinwoord |
de boenwas m
- door bijen gemaakte was opgelost in terpentijn om meubelen, houten vloeren of linoleum door wrijven weer mooi glanzend te maken
- De oplossing van een andere schrijfster staat me nog scherp voor de geest: ze vertelde hoe heerlijk ze het vond om zelf haar statige houten trappenhuis te boenen. Dan kwam ze tot rust: de geur van boenwas, de ontspanning, het resultaat. Ze sprak zo bezielend dat ik thuis direct de tafel onder handen nam: heel bevredigend, maar het heeft toch niet als gewoonte doorgezet.[2]
- Ik keek naar Luc. Hij gutste de boenwas over het parket. [3]
1. door bijen gemaakte was met wat terpentijn om meubelen, houten vloeren of linoleum door wrijven weer mooi glanzend te maken
- Het woord boenwas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boenwas" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Christien Brinkgreve 23 juni 1998
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 9
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be