Nederlands

 
blikje boenwas
Uitspraak
Woordafbreking
  • boen·was
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boenwas boenwassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boenwasm

  1. door bijen gemaakte was opgelost in terpentijn om meubelen, houten vloeren of linoleum door wrijven weer mooi glanzend te maken
    • De oplossing van een andere schrijfster staat me nog scherp voor de geest: ze vertelde hoe heerlijk ze het vond om zelf haar statige houten trappenhuis te boenen. Dan kwam ze tot rust: de geur van boenwas, de ontspanning, het resultaat. Ze sprak zo bezielend dat ik thuis direct de tafel onder handen nam: heel bevredigend, maar het heeft toch niet als gewoonte doorgezet.[2] 
    • Ik keek naar Luc. Hij gutste de boenwas over het parket. [3] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Christien Brinkgreve 23 juni 1998
  3. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 9
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be