• was·vat
enkelvoud meervoud
naamwoord wasvat wasvaten
verkleinwoord

het wasvato

  1. met water gevulde kom die dient om zich of iets te reinigen
    • De priester mocht niets doen of hij moest bij het wasvat komen. Daar kreeg hij zijn onreinheid te zien. Dan moest hij zich wassen en reinigen eer hij zijn werk deed. [2] 
72 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]