wasboom
- was·boom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wasboom | wasbomen |
verkleinwoord |
de wasboom m
- een positieve vorm van was die men gebruikt in een gietproces
- ▸ De armpjes van bijenwas worden in een ‘wasboompje’ (foto 4) gezet. Over de wasboom komt een bus te staan, die wordt gevuld met gips. Vervolgens wordt de was eruitgehaald en kan de gipsvorm gevuld worden met het edele metaal. Zo ontstaat een ‘zilverboompje’ (foto 5), waar de armpjes als het ware van ‘gesnoeid’ kunnen worden.[2]
- ▸ Het beeldje wordt gemaakt met de verlorenwasmethode. Daarbij worden meerdere wassen beeldjes bevestigd aan een zogeheten wasboom. Ze worden voorzien van een keramische laag, waardoor er een schaal in de vorm van het beeldje ontstaat. De was wordt er vervolgens uitgesmolten.[3]
- bodem van een wasbrood
- (plantkunde) Amerikaanse heester
3. Amerikaanse heester
- Het woord 'wasboom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wasboom" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan-Kees Karels“Dwarsfluit bouwen is precisiewerk” (17-09-2012), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Oscar-beeldjes zien er net even anders uit” (28-02-2016), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be