gewone wasbeer (Procyon lotor)
  • was·beer
  • samenstelling van  was ww  en  beer zn , omdat de beweging die ze met hun voedsel maken doet denken aan schoonwassen, in de betekenis van ‘kleine beer’ voor het eerst aangetroffen in 1857 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord wasbeer wasberen
verkleinwoord wasbeertje wasbeertjes

de wasbeerm

  1. (roofdieren) klein Noord-Amerikaans zoogdier, Procyon lotor  , uit de familie van de kleine beren, met zwart-wit gezichtsmasker en goed ontwikkelde staart
     Op dit moment komt de wasbeer nog slechts incidenteel voor in Nederland. Er zijn nog geen bewijzen voor een gevestigde populatie.[4]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]