Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • was·trog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wastrog wastroggen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wastrogm

  1. (huishouden) bak waarin men de was kan doen
  2. grote wasbak met meerdere kranen zodat meerdere mensen zich tegelijkertijd kunnen wassen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen