Nederlands

 
wasketel
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·ke·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasketel wasketels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wasketelm

  1. een vat met een inhoud van ongeveer 40 à 50 liter waarin het wasgoed en het sop aan de kook kon worden gebracht
    • Stilletjes placht ik in de gaten te houden, rond 1955 zeg maar, hoe de zinken teil, de dito wasketel, de rieten wasmand zich geleidelijk vulden. Veiligheidshalve was er een wit laken overheen gelegd om de cadeaux - met een x - vooralsnog aan het oog te onttrekken. [2] 
    • Bij huiszoeking in januari werden grote hoeveelheden verboden middelen in beslag genomen. De man had vijf verschillende opslagplaatsen verspreid in Friesland. Daar werden onder meer een voor de mens dodelijk euthanaticum aangetroffen en 120 liter van het onkruidbestrijdingsmiddel lindaan, dat werd verkocht voor bestrijding van schurft in schapenvachten. De toepassing daarvan is verboden. In een garage bij zijn woning mengde de verdachte in een wasketel chloramphenicol met een ander chemisch middel, dat werd gebruikt voor de behandeling van rotkreupel bij schapen. [3] 
    • In de royale kuip kon moeder de was doen, gebruikmakend van de aflegruimte ernaast. Onder het lavet was ruimte voor een losse centrifuge. Vergeleken met de grauwe wasketel was dit inderdaad een grote verbetering. Maar toen de wasmachines terrein wonnen, moest Ocriet een antwoord vinden. Dat bestond uit een langzaam draaiende vin die werd aangedreven door een elektromotor onder de kuip. Het werkte, maar het werd geen succes. [4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen