Nederlands

 
wasbaas
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasbaas wasbazen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wasbaasm

  1. (beroep) iemand die textiel schoonmaakt als beroep
     Egyptische moslims hebben vandaag huizen van Koptische christenen in brand gestoken in een dorp in de omgeving van Caïro. De aanleiding voor de brandstichting was een ruzie tussen een moslim en een christelijke wasbaas die bij het strijken diens hemd had verbrand. Dat deelde de politie mee.[2]
     Inderdaad, waar het racisme betreft tonen Amerikanen zich fijnbesnaard. Ze zijn heel voorzichtig met het typeren van bevolkingsgroepen. Het is taboe een Chinees te typeren als ondoorgrondelijke wasbaas of een Afro-Amerikaan als domme ondergeschikte. Blackface, de zwartgeschminkte artiest gaf in de jaren zestig zijn laatste voorstelling in de VS. Wat let Zwarte Piet zijn voorbeeld te volgen?[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Inge Ringoot
    “Egyptische moslims steken huizen van christenen in brand na ruzie om hemd” (27-07-2012), Tubantia
  3.   Weblink bron “Geen Zwarte Piet, maar wel politici demoniseren” (20-11-2014), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be