Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • was·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wasachtig wasachtiger wasachtigst
verbogen wasachtige wasachtigere wasachtigste
partitief wasachtigs wasachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wasachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van was, glad en doods als van een wassenbeeld
    • Het gave wasachtige gelaat van de filmster was mooi maar doods. 
Synoniemen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be