Wasgoed aan waslijn


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • was·lijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waslijn waslijnen
verkleinwoord waslijntje waslijntjes

Zelfstandig naamwoord

de waslijnv / m

  1. gespannen draad waaraan wasgoed te drogen hangt, dat handmatig of machinaal gewassen is
     Binnen had ik een zee van ruimte waardoor ik mijn rugzak ‘s nachts bij de hand had en mijn sokken zelfs konden drogen aan een waslijn bovenin.[1]
     Vandaag worden spelletjes gespeeld. Er komen ook nog een playbackshow en een barbecue. Vuurkorven, lampjes en een waslijn met wat sokken en kleren, maken het vakantiegevoel compleet.[2]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “97 jaar oud en toch op de camping in Emmeloord” (23 juni 2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be