stok
- stok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stok | stokken |
verkleinwoord | stokje | stokjes |
de stok m
- langwerpig voorwerp om te stoten, slaan, aanraken, aangeven (van toon), steken, te likken of te prikken
- ▸ Wandelstokken? Inderdaad, ik was met de trend meegegaan en had een paar Leki Thermalite-wandelstokken aangeschaft. Deze deden ook dienst als tentpalen, twee vliegen in een klap dus. In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht.[3]
- (spel) voorraad speelkaarten die na het rondgeven overblijven en waarvan men kan nemen of kopen
- een gedeelte van een stuk (effect, cheque) zonder het betalings- of ontvangstbewijs, souche, talon
- stock (voor 1805)
|
- Wie een hond wil slaan, kan gemakkelijk een stok vinden.
Als je iemand (ergens mee) wilt afkeuren is er altijd wel een reden te vinden.
- als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen
Een seksueel opgewonden persoon (man) kan geen verstandige dingen zeggen (of is niet vatbaar voor wijze raad).
- een stok tussen de benen steken
- een stok achter de deur
een dreigement of sanctie achter de hand hebben
- alle gekheid op een stokje
even nu serieus zijn
- het aan de stok hebben
ruzie hebben met iemand
- met de kippen op stok gaan
vroeg naar bed gaan
- van zijn stokje gaan
flauwvallen
1.
vervoeging van |
---|
stokken |
stok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stokken
- Ik stok.
- gebiedende wijs van stokken
- Stok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stokken
- Stok je?
- Het woord stok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stok" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stok" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stok | stokke |
- IPA: /stɔk/
- Afgeleid van het Nederlandse stok
stok
- stok
stok m
- helling (van een berg of heuvel)
- IPA: /stɔk/
- stok
- (geologie) samenvloeiing; bij elkaar komen van stromen zodat ze één geheel gaan vormen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | stok | stoky |
genitief | stoku | stoků |
datief | stoku | stokům |
accusatief | stok | stoky |
vocatief | stoku | stoky |
locatief | stoku | stocích |
instrumentalis | stokem | stoky |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)