baguette
- ba·guet·te
- Leenwoord uit het Frans baguette “stok(je)”, “stokbrood”, in de betekenis van ‘stokbrood’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baguette | baguettes |
verkleinwoord | baguetje baguettetje |
baguetjes baguettetjes |
- (voeding) langwerpig brood met een harde korst
- Ik haalde mijn baguette op de hoek van de straat en dronk als een Fransman koffie in het café aan de overkant (een euro). [4]
- rechthoekig stukje zilver (waaruit lepels en vorken gesmeed worden)
- langwerpig rechthoekig geslepen edelsteen
- ▸ Zoals in vele sieraden werd de baguette gecombineerd met andere slijpvormen en edelstenen.[5]
- drumstok
- [1] stokbrood
1. stokbrood
- Het woord baguette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baguette" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ baguette op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "baguette" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 60
- ↑ Weblink bron “Baguette geslepen diamant” op diamantwisselkantoor.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ba·guette
- Leenwoord uit het Italiaans bacchetta “stok(je)”.
baguette v