[2] klimstok
  • klim·stok
enkelvoud meervoud
naamwoord klimstok klimstokken
verkleinwoord klimstokje klimstokjes

de klimstokm [1]

  1. stok waar klimplanten tegenaan omhoog kunnen groeien
    • Ook Afrikaanse boeren weten heel goed dat er elkaar stimulerende organismen zijn die je kan gebruiken om voedsel te produceren. Vlinderbloemigen binden stikstof. Yams groeien nu eenmaal beter als de klimstok van een bepaalde inheemse boom komt en zij weten dat graan onder de witte acacia meer opbrengt, omdat die zijn blad juist verliest in de regentijd en daardoor de grond vruchtbaar houdt. Wij zouden graag wetenschappers zien die dit soort symbioses inventariseren, bestuderen en toepassen in moderne, ecologisch verantwoorde landbouwmethoden. [2] 
  2. gymnastiek toestel om in te klimmen
93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Boudewijn van ElzakkerKees van Veluw 26 april 2005 Biologische landbouw is succes in Afrika
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be