• kerf·stok
  • samenstelling van  kerven ww  en  stok zn  [1]
  • In de betekenis van ‘stokje waarop door kerven wordt aangegeven wat iemand verbruikt (en dus: hoeveel schulden hij heeft)’. Voor het eerst aangetroffen in 1240 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kerfstok kerfstokken
verkleinwoord kerfstokje kerfstokjes

de kerfstokm

  1. iets op je kerfstok hebben: dingen die je misdaan hebt
    • Die jongen had al veel diefstallen op zijn kerfstok. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]