Nederlands

 
Stokroos (Alcea rosea)
Uitspraak
Woordafbreking
  • stok·roos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stokroos stokrozen
verkleinwoord stokroosje stokroosjes

Zelfstandig naamwoord

de stokroosv / m

  1. (bloemplanten) (medisch) bepaald soort tweejarige plant met lange, houtachtige stengel en roosachtige bloemen, Alcea rosea   uit de kaasjeskruidfamilie (Malvaceae  )
  2. (tuinieren) stamroos
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen