Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lek·stok
enkelvoud meervoud
naamwoord lekstok lekstokken
verkleinwoord lekstokje lekstokjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de lekstokm

  1. snoepgoed op een stokje
    • De eerste lekstokken werden gemaakt rond 1920. 
Synoniemen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be