wijnstok
- wijn·stok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijnstok | wijnstokken |
verkleinwoord | wijnstokje | wijnstokjes |
de wijnstok m
- (plantkunde) Vitis vinifera klimplant uit de wijnstokfamilie met handvormige bladeren en geel-groenachtige bloemen, die de druif als vrucht voortbrengt
- Op een korte wandeling van Circus Maximus vind je de Aventijn, één van de zeven heuvels van Rome. Voor een aangename verrassing gluur je bovenaan de heuvel door het bescheiden koperen sleutelgat van de deuren van de Priorito dei Cavalieri di Malta (priorij van de orde der Maltezer ridders). Je krijgt een perfect plaatje van de Sint-Pietersbasiliek te zien, ingekaderd door een boog van wijnstokken.[2]
- Druiven en veel - héél veel - hazelnootbomen. We zitten in het hart van de Piemonte, het gebied tussen de zeer toeristische Bloemenrivièra en Zwitserland. De eindeloze rijen wijnstokken en hazelnootbomen verraden de producten van deze streek: wijn en hazelnootpasta, oftewel Nutella. Vooral de wijn is bekend. Alleen de wijnhuizen in het gebied rond het plaatsje Barolo mogen hun wijnen van het stempel Barolo voorzien.[3]
1. klimplant waaraan druiven groeien
- Het woord wijnstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wijnstok" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 02 feb. 2016
- ↑ de Telegraaf ARNO REEKERS 01 okt. 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be