• wijn·gaard
  • In de betekenis van ‘plaats voor druiventeelt’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • samenstelling van  wijn  en  gaard 
enkelvoud meervoud
naamwoord wijngaard wijngaarden
verkleinwoord wijngaardje wijngaardjes

de wijngaardm

  1. een met druivenplanten, ook wel druivenstokken of wingerds genoemd, door wijnboeren in cultuur gebracht stuk landbouwgrond ten behoeve van wijnbouw.
     Tegen de heuvels rond Maastricht werden vijftig jaar geleden de eerste wijnranken aangelegd. Toen werd er nog met scepsis tegen wijnbouw in Nederland aangekeken. Inmiddels is het zelfs voor de Moezel- en Elzasdruiven, zoals Müller-Thurgau, Riesling en Pinot Gris, te warm geworden op het zuidelijk deel van wijngaard.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]