druivelaar
- Geluid: druivelaar (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdrœyvəˌlar / (3 lettergrepen)
- drui·ve·laar
- afgeleid van druif met het achtervoegsel -laar met het invoegsel -e-
- [2] vanwege het gebruikte beeldmerk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | druivelaar | druivelaars |
verkleinwoord |
de druivelaar m
- (plantkunde) klimplant die de druif als vrucht voortbrengt
- populaire Vlaamse scheurkalender sinds 1915 met dagelijks de heilige van de dag, de efemeriden, een mopje of een andere wetenswaardigheid
- [1] wijnrank, wijnstok, wijnstruik
- Het woord druivelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "druivelaar" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Het Vlaams woordenboek
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be