2. rozijnen.
  • ro·zijn
enkelvoud meervoud
naamwoord rozijn rozijnen
verkleinwoord rozijntje rozijntjes

de rozijnv / m

  1. (landbouw) bepaalde variant van de druivenplant, Vitis vinifera  , met kleine vruchtjes
  2. (voeding) kleine gedroogde vruchtjes van Vitis vinifera  
    • Korinthische rozijnen uit Griekenland zijn zwart, kurkdroog, pitloos en hebben een pepersmaak. Turkse rozijnen uit Smyrna zijn lichtbruin en zonder pit. Het vruchtvlees is zacht en heeft een muskaatsmaak. Rozijnen uit Malaga komen uit Andalusië, zijn wit of zwart van kleur en bevatten weinig pitten 
     Elke doos bevatte ontbijtrepen, noten, rozijnen, tortillas en noodles, aangevuld met wc-papier en pillen zoals vitamines en visolie.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]