rozijn
- ro·zijn
- via Middelnederlands rosine en Picardisch rosin van Oudfrans resin "druif", in de betekenis van ‘gedroogde druif’ voor het eerst aangetroffen in 1288 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rozijn | rozijnen |
verkleinwoord | rozijntje | rozijntjes |
- (landbouw) bepaalde variant van de druivenplant, Vitis vinifera , met kleine vruchtjes
- (voeding) kleine gedroogde vruchtjes van Vitis vinifera
- Korinthische rozijnen uit Griekenland zijn zwart, kurkdroog, pitloos en hebben een pepersmaak. Turkse rozijnen uit Smyrna zijn lichtbruin en zonder pit. Het vruchtvlees is zacht en heeft een muskaatsmaak. Rozijnen uit Malaga komen uit Andalusië, zijn wit of zwart van kleur en bevatten weinig pitten
- ▸ Elke doos bevatte ontbijtrepen, noten, rozijnen, tortillas en noodles, aangevuld met wc-papier en pillen zoals vitamines en visolie.[3]
1. kleine gedroogde vruchtjes van Vitis vinifera
- Het woord rozijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rozijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ rozijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "rozijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be