Nederlands

 
trommelstokken
Uitspraak
Woordafbreking
  • trom·mel·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trommelstok trommelstokken
verkleinwoord trommelstokje trommelstokjes

Zelfstandig naamwoord

de trommelstokm

  1. (muziek) een stok met een bolvormig uiteinde waarmee men op een trommel kan trommelen
    • Wie de Lattjo-trommelstokjes voor kinderen heeft gekocht bij de IKEA kan die beter terugbrengen naar het woonwarenhuis. Bovenop de stokjes zit een rubberen bal en die kan loskomen of losgedraaid worden. Heel jonge kinderen kunnen erin stikken.[3] 
    • Onder het motto ‘trommelen op rommel’ geeft het duo De Vuilnismannen een bijzondere muziekles op het podium in het Parkgebouw. Na wat korte demonstraties mogen leerlingen zelf met trommelstokken ter hand nemen.[4] 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • bij elkaar passen als twee trommelstokken
goed bij elkaar passen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen