rekstok
- rek·stok
- In de betekenis van ‘stok voor gymnastische oefeningen’ voor het eerst aangetroffen in 1861 [1]
- samenstelling van rek ww en stok [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rekstok | rekstokken |
verkleinwoord | rekstokje | rekstokjes |
- een turntoestel, bestaande uit een aan verticale palen bevestigde legger van metaal of glasfiber, komt ook voor als speeltoestel in een speeltuin
- Aan de strakke salto van de Lekkerkerkse Eline den Ouden (26) kunnen we nog niet meteen zien welke sport ze beoefent. Bevindt zich buiten beeld een evenwichtsbalk of een rekstok? Een trampoline of een harde turnvloer? Een halfpipe of een zwembad waar ze zo met miniplons in zal verdwijnen? Een verdwaasde hockeyster die zich afvraagt met wat voor schijnbeweging haar directe tegenstander haar nu weer in de luren heeft gelegd? Nu ja, in dat laatste geval had ze misschien de stick nog in haar hand gehad. [4]
- Het woord rekstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rekstok" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rekstok" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rekstok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Arjen Fortuin 25 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be