Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pols·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord polsstok polsstokken
verkleinwoord polsstokje polsstokjes

Zelfstandig naamwoord

de polsstokm

  1. (sport) een lange stok die gebruikt wordt om over objecten te springen
    • Met de polsstok sprong de atleet over de hoge lat heen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen