Nederlands

 
gummistok
Uitspraak
Woordafbreking
  • gum·mi·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gummistok gummistokken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gummistokm

  1. een korte buigzame wapenstok die vooral bij de politie in gebruik is
    • Hooligans uit alle landen zullen onvergetelijke herinneringen bewaren aan de Franse gummistokken en ook anderszins ondervinden dat ze in Parijs niet van halve maatregelen houden. De waarnemers van de Nederlandse politie in Parijs zullen een ervaring rijker - en misschien een illusie armer - van het wereldkampioenschap huiswaarts keren. Als het WK voor de politie een succes wordt, maakt het niet uit wie het toernooi wint.[2] 
    • De dienst Justitiële Inrichtingen, waaronder het Grenshospitium valt, zegt dat er alleen ‘gepast geweld’ is gebruikt en dat er alleen met de korte gummistok ‘corrigerende tikken’ zijn uitgedeeld.Vrijdag dient een kort geding dat al in december is aangespannen door Vereniging Asieladvocaten en -Juristen Nederland. Die wil dat het detentieregime voor asielzoekers drastisch wordt verbeterd. [3]  
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Harry van Wijnen 26 mei 1998
  3. Volkskrant 2 maart 2009