• gram
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘0,001 kilogram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1808 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gram grammen
verkleinwoord grammetje grammetjes

[A] gram o

  1. (natuurkunde), (eenheid) een afgeleide eenheid voor massa (gewicht), éénduizendste van de SI-eenheid "kilogram" (0,001 kg), weergegeven met symbool g
    • Een gram van een stof is ook op de maan een gram. 
     In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht.[3]
  2. (economie) in het dagelijks gebruik een handelsmaat voor gewicht
    • Een paar grammetjes is veel als het gif betreft. 
  3. iets wat opgeschreven of anderszins geregisteerd is (grafein = schrijven), een grafische voorstelling, (->zie -gram of diagram)
  • In de betekenis van ‘boos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [4] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord gram grammen
verkleinwoord grammetje grammetjes

gram

  1. boos, toornig
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *gramaz

gram

  1. boos, kwaad
enkelvoud meervoud
naamwoord gram gramme
  • Leenwoord uit het Nederlands

gram

  1. (eenheid)(natuurkunde) gram; een afgeleide eenheid voor massa (gewicht), éénduizendste van de SI-eenheid "kilogram" (0,001 kg)
  • Afgeleid van het Franse gramme

gram

  1. (eenheid)(natuurkunde) gram; een afgeleide eenheid voor massa (gewicht), éénduizendste van de SI-eenheid "kilogram" (0,001 kg)
  • gram
  • Afgeleid van het Franse gramme

gram m

  1. (eenheid)(natuurkunde) gram; een afgeleide eenheid voor massa (gewicht), éénduizendste van de SI-eenheid "kilogram" (0,001 kg)
    «To waży sto gramów
    Dat weegt honderd gram.

gram

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van grać
  • Afgeleid van het Franse gramme

gram m

  1. (eenheid)(natuurkunde) gram; een afgeleide eenheid voor massa (gewicht), éénduizendste van de SI-eenheid "kilogram" (0,001 kg)