Verdrietig.
  • ver·drie·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verdrietig verdrietiger verdrietigst
verbogen verdrietige verdrietigere verdrietigste
partitief verdrietigs verdrietigers -

verdrietig

  1. in sombere stemming
    • Zij was erg verdrietig toen haar kat overreden werd. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]