grein
- grein
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘korrel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewichtje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1371 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grein | greinen |
verkleinwoord | greintje | greintjes |
het grein o
- een kleine hoeveelheid
- Ik heb daar geen grein verstand van.
- (eenheid), (verouderd) een oude gewichtsmaat ter grootte van 65 miligram
eenheden van massa (gewicht) in het Nederlands (nld) |
---|
yoctogram • zeptogram • attogram • femtogram • picogram • nanogram • microgram • milligram • centigram • decigram • gram • decagram • hectogram • kilogram • megagram • gigagram • teragram • petagram • exagram • zettagram • yottagram |
ons • pond • ton buiten gebruik: drachma • grein • lood • medicinaal pond • scrupel |
vervoeging van |
---|
greinen |
grein
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van greinen
- Ik grein.
- gebiedende wijs van greinen
- Grein!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van greinen
- Grein je?
- Het woord grein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grein" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "grein" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be