Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mas·sa
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘(grote) hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1866 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toebereide stof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord massa massa's
verkleinwoord massaatje massaatjes

Zelfstandig naamwoord

massa v/m

  1. (natuurkunde), (scheikunde) de totale hoeveelheid materie in een object (gewicht is massa bepaald aan de hand van de graviteit of door de inertie van dat object)
  2. grote hoeveelheid
  3. menigte
  4. (elektrotechniek) geleidende verbinding met de aarde
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Woordafbreking
  • mas·sa

Zelfstandig naamwoord

massa

  1. (natuurkunde) massa; de totale hoeveelheid materie in een object (gewicht is massa bepaald aan de hand van de graviteit of door de inertie van dat object)
  2. massa; menigte
Synoniemen

Meer informatie


Indonesisch

Woordafbreking
  • mas·sa
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

massa

  1. (natuurkunde), (scheikunde) massa
  2. massa, grote hoeveelheid
  3. massa, menigte


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ssa

Zelfstandig naamwoord

massa v

  1. (verouderd) massa; grote hoeveelheid
Verbuiging
Schrijfwijzen

Verwijzingen


Wymysoojs

Werkwoord

massa

  1. meten