pile
- van Middelfrans pile / pille
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pile | piles |
pile
- stapel, hoop
- «She placed the shirts in a neat pile on the bed.»
- Ze legde de hemden op een nette stapel op het bed.
- «She placed the shirts in a neat pile on the bed.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to pile |
he/she/it | piles |
verleden tijd | piled |
voltooid deelwoord |
piled |
onvoltooid deelwoord |
piling |
gebiedende wijs | pile |
pile
- overgankelijk opstapelen, stapelen
- «If you pile all your things in the corner, you won't be able to find anything quickly when you need it.»
- Als je al jouw spullen in de hoek opstapelt, zult u niet snel iets kunnen vinden als je het nodig hebt.
- «If you pile all your things in the corner, you won't be able to find anything quickly when you need it.»
- overgankelijk beladen, overstelpen
- [1]-[3] van Middelfrans pile / pille
- [4] van Italiaans pila
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
pile | le pile | piles | les piles |
pile v
- stapel, hoop
- (bouwkunde) pijler van een brug
- (informatica) stack
- batterij
- (numismatiek) muntzijde van geldstuk
pile
pile v