stapel
- sta·pel
- erfwoord via Middelnederlands stapel van Oudnederlands, in de betekenis van ‘hoop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1046 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stapel | stapels |
verkleinwoord | stapeltje | stapeltjes |
- een gestructureerde hoop spullen [6]
- Er ligt een stapel boeken op tafel.
- ▸ Ik legde de lege cahiers die ik had meegenomen links op een stapel, met mijn vulpen ernaast.[7]
- (scheepvaart) de tijdelijke constructie waarop een in aanbouw of reparatie zijnd schip rust
- Het schip zal volgende maand van stapel lopen.
- (muziek) een houten stokje ingeklemd tussen het boven- en onderblad van de klankkast van een snaarinstrument
- De plaatsing van de stapel van een viool is van essentieel belang voor de klank van het instrument.
|
1. een gestructureerde hoop spullen
2. de tijdelijke constructie waarop een in aanbouw of reparatie zijnd schip rust
3. een houten stokje ingeklemd tussen het boven- en onderblad van de klankkast van een snaarinstrument
stellend | |
---|---|
onverbogen | stapel |
verbogen |
vervoeging van |
---|
stapelen |
stapel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stapelen
- Ik stapel.
- gebiedende wijs van stapelen
- Stapel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stapelen
- Stapel je?
- Het woord stapel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stapel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[10] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stapel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "stapel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be