• waan·zin·nig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen waanzinnig waanzinniger waanzinnigst
verbogen waanzinnige waanzinnigere waanzinnigste
partitief waanzinnigs waanzinnigers -

waanzinnig

  1. geestelijk gestoord
    • De echtgenote van Filips de Schone werd waanzinnig na de dood van haar man in 1506 en overleefde hem tot 1555. 
  2. (informeel) geweldig, indrukwekkend
    • Dat zijn waanzinnige schoenen. 
     ‘De hele trail is aangelegd en geschikt voor paarden, nooit te steil, echt waanzinnig.[2]

waanzinnig

  1. heel erg, zeer
    • Hij is waanzinnig lui. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. waanzinnig op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be