dol

- dol
- In de betekenis van ‘krankzinnig, dwaas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240.[1]
- In de betekenis van ‘roeipen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1286.[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dol | doller | dolst |
verbogen | dolle | dollere | dolste |
partitief | dols | dollers | - |
dol
- onzinnig
- Het was een dol plan, maar het was wel erg gezellig.
- gek, krankzinnig
- Dol van de pijn rende hij naar buiten.
- agressief door besmetting met rabiës
- Kijk uit, die hond is dol!
- verrukt, verzot (alleen predicatief)
- (van schroefdraad) zonder grip
- Hij gebruikte te veel kracht en draaide zo de schroef dol.
- woest, wild, druk
- ▸ Verwijten werden over en weer geslingerd, verdriet luidkeels aangemoedigd en schuldgevoel tot een hoofditem opgewaardeerd. Het was een dolle boel in de hel.[2]
- Dat is te dol
Dat is over de grens, dat kan niet
- Door het dolle heen gaan/zijn
Geen enkele remming meer hebben; helemaal onbesuisd, wild of kwaad worden
de dol m
- (scheepvaart) een metalen pin waarop een roeispaan kan draaien
- (scheepvaart) een U-vormig steunpunt waarin een roeispaan rust
1. roeipen
- Het woord dol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dol" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- 1 2 "dol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- 1 2 “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- /dɔlˠ/