rabiës
- ra·bi·es
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hondsdolheid’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- Afkomstig van het Latijnse woord rabies (razernij). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rabiës | - |
verkleinwoord | - | - |
de rabiës v
- (medisch), (diergeneeskunde) ernstige aandoening als gevolg van een infectie met het rabiësvirus, meestal door een beet van een besmet dier
- Rabiës is uiterst gevaarlijk voor mensen en leidt onbehandeld tot de dood.
- Het woord rabiës staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rabiës" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rabiës" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rabiës op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be