dolheid
- dol·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dolheid | dolheden |
verkleinwoord |
de dolheid v
- waanzinnige kwaadheid
- Het roept het beroemde schilderij Dulle Griet op, een allegorie van de dolheid, een prachtig tafereel dat in 1894 door de Antwerpse verzamelaar Fritz Mayer van den Bergh in Keulen is gekocht voor nauwelijks iets meer dan 12 euro (in de munt van toen).[1]
- Vrij vertaald: schrijvers hebben altijd de vrijheid gekregen om ongestraft spot te drijven met het leven van alledag, zolang het niet leidt tot raserie. Dat laatste woord laat zich het best vertalen tot razernij, dolheid, waanzin.[2]
- Hoewel we inmiddels wel de exacte tijd kennen, bezitten we nog altijd een bepaalde vaagheid in de tijdsterminologie, en dat voert mij tot dolheid.[3]
- Het woord dolheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dolheid" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Volkskrant Paul Depondt 15 mei 2006
- ↑ NRC Lamyae Aharouay 28 april 2016
- ↑ Volkskrant recensiekoning 28 maart 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be