woede
- woe·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woede | woedes |
verkleinwoord | - | - |
- (emotie) gevoel van erge kwaadheid
- De jongen kon zijn woede maar nauwelijks bedwingen.
- En nu kende mijn woede paal noch perk meer. Een vloed van woorden, louter wartaal en schimp, uitbrakend sprong ik weer op, greep mijn stoel aan en hief die in de hoogte.[3]
- berserkerwoede, danswoede, hamsterwoede, koopwoede, leeswoede, schrijfwoede, verzamelwoede, volkswoede
1. een gevoel van erge kwaadheid
vervoeging van |
---|
woeden |
woede
- aanvoegende wijs van woeden
- Het woord woede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woede" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "woede" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ woede op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis, 1894, Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be