• dol·le
  • In de betekenis van ‘Mina strijdster voor vrouwenemancipatie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1970 [1]

dolle

  1. verbogen vorm van de stellende trap van dol
     Verwijten werden over en weer geslingerd, verdriet luidkeels aangemoedigd en schuldgevoel tot een hoofditem opgewaardeerd. Het was een dolle boel in de hel.[2]
100 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]