Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dol·graag
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

dolgraag

  1. buitengewoon graag
     Bij het eerstvolgende open veldje aan het water gooiden we onze spullen neer. Ik wilde dolgraag een keer verse vis vangen en op een kampvuurtje grillen.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen